Hypertext als achterliggend concept voor het genderdemocratisch labyrint
Irene Janze juni 2003

Kan een constructie van een ruimte bijdragen om het vrijmoedig spreken<1> te bevorderen? Met de bouw van het labyrint is geprobeerd om met name vrouwen tot deelname aan het publieke debat over het kweken van embryo´s voor biomedisch onderzoek te stimuleren.

Het idee achter het genderdemocratisch labyrint betrof een netwerk of weefsel van teksten, (waarmee ik nadrukkelijk gesproken en geschreven taal, beelden en geluiden bedoel), dat via een pad door een wandelaar met elkaar verbonden kan worden, is gebaseerd op het concept van een hypertext zoals beschreven door Ted Nelson.<2>
Ted Nelson refereerde naar een tekst op digitale grondslag. Maar het principe is in het labyrint terug in een fysieke werkelijkheid geplaatst.
Het organisatie principe van het labyrint: een willekeurige volgorde van teksten die, als ware het een kaartenbak waar de kaarten random uitgetrokken werden, aan de "lezers" werden aangeboden verwijst naar een belangrijk kenmerk van een hypertekst zoals beschreven door Landow. Er is geen hoofdtekst met paragrafen, noten, alinea's of inhoudsopgaven. In een hypertekst zijn volgens Landow alle tekstdelen met elkaar verbonden en is het niet meer mogelijk een onderscheid te maken tussen hoofd- en bijtekst.

Hij beschrijft het als volgt: Hypertext [...] emphasises that the marginal has as much to offer as does the central by refusing to grant centrality to anything [...] In hypertext, centrality, like beauty and relevance, resides in the mind of the beholder. <3>

Het geheel aan teksten(tekstfragmenten) was aan elkaar verbonden door de vorm: het labyrint en het thema of programma van het labyrint. In de meeste situaties ging om een exploratory hypertekst <4> die de gebruiker de mogelijkheid biedt de tekst op verschillende manieren te belopen. Door drie ingangen te creëren waren er verschillende posities waarop de deelnemer inlogde. Bij de chatboxen konden wel veranderingen in de teksten door de gebruiker worden aangebracht ( constructive hypertekst structuur<4>). De routes van de deelnemers verschillen. Ook kon de deelnemer op verschillende plekken het labyrint verlaten. Hij/zij maakte hiermee zijn eigen tekst aan. De hoeveelheid van de aangeboden teksten was zo groot dat het onmogelijk was om alle presentaties bij te wonen. Hier is gebruik gemaakt van een narratief. In de niches vonden vijf presentaties tegelijkertijd plaats. de keuze om een bepaalde presentatieroute te volgen sloot andere tekstdelen uit. De deelnemers aan het labyrint hebben in tekstbeeldruimte gereisd maar kunnen er niet van uitgaan dat zij dezelfde teksten hebben gehoord of gezien.

Het startpunt zal voor deelnemers verschillend, arbitrair maar waarschijnlijk wel te bepalen zijn. Sommigen nemen waarschijnlijk de lunch als start, of de lezing van Dresselhuis, of de entree in het labyrint zelf, of zoals Irene van Veen van Stichting Weten voor wie het labyrint pas begon met de aanvang van de sprekers in de niches.
Men kan beweren dat de deelnemer stopt met "lezen" ,"transacteren" of "interacteren" als hij het labyrint verlaat, maar de links gaan door. Het artikel in de metro, de cartoons in de medische faculteit, de beschrijvingen van de studenten, de lezing in London, het artikel the European Journal of Woman Studies and last but not least: home.tiscali.nl/burojanze/grensgevallen/hetgenderdemocratischlabyrint. Het is aan de deelnemers of nieuwe deelnemers ( de lezers van kranten en tijdschriften), de bekijkers van de cartoons, de symposianten) om te besluiten wanneer het eindigt.<5>

Alle nissen ( m.u.v. van nis drie) vormden een soort van pamfletachtige pagina's waar informatie in de vorm van beeld en tekst te krijgen was. In de tijd ( elke zeven en een halve minuut) wisselden de pagina´s. In plaats van te klikken hoefde het publiek langs de nissen te schuiven om telkens andere informatie en beelden te krijgen over het onderwerp.
De nissen waren half open ruimten, zodat men zich steeds bewust was van geroezemoes van andere standpunten, denkbeelden en interacties. Het "oppervlakte contact " was gemaximaliseerd.
De koffietafels waren bedoeld als z.g. chatboxen waar het publiek en deelnemers met elkaar van gedachten konden wisselen.

Om de roulatie zoveel mogelijk op gang te houden had het labyrint drie ingangen. Het publiek zou dan op drie plaatsen tegelijk het labyrint betreden en zich een weg moeten zoeken langs de nissen. Zo zou voorkomen worden dat bezoekers slechts naar een bekende spreker zouden gaan en dat alle optredens zich even ver van de ingangen bevonden. Het publiek zou zo geconfronteerd worden met onverwachte gebeurtenissen, gedachten, informatie en ervaringen.
Uiteindelijk vond de wetenschappelijke redactie dat te ver gaan. Het publiek kreeg een plattegrond en het labyrint werd bewegwijzerd. Om mensen aan de ruimte en haar indeling te laten wennen begonnen de sprekers een half uur na opening.

De ruimtes ( zie plattegrond) verschilden van functie en in grootte. Naast de EHBO bevond zich een stilte - ruimte waar men tot rust kon komen en gedichten kon lezen. Ernaast was de ontspanningsruimte met cabaret. Er zijn diverse sprekers uitgenodigd van zeer verscheiden achtergrond.De kunstenaars, schrijvers, dichters, architecten die aan het labyrint deel namen, zijn op een democratische manier uitgezocht. D.w.z. dat iedere kunstenaar een volgende kunstenaar introduceerde .
Belangrijke selectiecriteria waren dat er zoveel mogelijk kunstenaars uit de omgeving van Maastricht ( Zuid Nederland en Belgie) zouden worden benaderd, dat diverse standpunten en disciplines waren vertegenwoordigd, maar ook verschillende stadia van de kunst praktijk. ( van student tot gepensioneerde kunstenaar).

1.Iemand die vrijuit, vrijmoedig en eerlijk spreekt. Hij spreekt vanuit zijn hart en ziel, vanuit een verstandig gemoed, zonder trucjes en zonder tactisch of strategisch te willlen zijn. [...] Degene die vrijmoedig spreekt is altijd minder machtig dan degene met wie hij spreekt, M. Huijer, Vrijmoedig spreken. Publieke gesprekken over gender en biotechnologie, UM,2003, pag 16.

2. Ted Nelson introduceerde in 1956 de term hypertext: by 'hypertext' I mean non-sequential writing -text that branches and allows choices to the reader, best read at an interactive screen. As popularly conceived, this is a series of text chunks connected by links which offer the reader different pathways. http://www.lettertjes.net/scriptie_webbieC/wat_is_hypertekst.html

3.Landow, G. P. (1992) Hypertext: The Convergence of Contemporary Critical Theory and Technology. Baltimore: Johns Hopkins University Press.

4. Michael Joyce in his essay, "Siren Shapes: Exploratory and Constructive Hypertexts," 1988

5. Michael Joyce noemt in de klassieker Afternoon een aantal momenten waarop de lezer dit zou kunnen besluiten:
Closure is, as in any fiction, a suspect quality, although here it is made manifest. When the story no longer progresses, or when it cycles, or when you tire of the paths, the experience of reading ends [...]. (Joyce in Bolter.J.D Wrting space, the computer, Hypertext and the history of writing, Hillsdale 1991)